
De skyline van Derry, met op de voorgrond de rivier de Foyle.
Het oordeel van muziekblad NME was heilig, de radioprogramma’s van John Peel waren leidend. Songs mochten niet langer dan drie minuten duren. Een gitaarsolo van langer dan vier maten was verboden. En elke vorm van opsmuk was uit den boze.
Zo herinner ik me mijn eigen muzikale uitgangspunten eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, de periode dat ik me intensief met muziek bezig hield: er naar luisteren, erover schrijven en een half geslaagde poging zelf van een jaartje of wat muziek maken als drummer in een punkband met de naam Luxaflex. Toetsen, blazers, strijkers? Die stonden gelijk aan hoogverraad. Speciale kleren voor op het podium? Allemaal aanstellerij. Zo vanuit de zaal het podium op. Hup!
Dogmatisch? Hoe kom je er bij. Het zijn gewoon de ‘punkrock ethics’, zoals Michael Bradley van The Undertones het noemt. De afgelopen dagen heb ik zijn boek ‘My Life As An Undertone’ gelezen. Bradley was en is bassist van deze band uit het Noord-Ierse Derry. In die plaats kocht het boek ook, tijdens onze roadtrip door Engeland, Schotland, Noord-Ierland, Ierland en Wales afgelopen zomer.
In het boek beschrijft Bradley de periode tussen 1975 en 1983, vanaf de oprichting van de Undertones tot het uiteenvallen. Leidraad bij The Undertones waren die zojuist genoemde ‘punkrock ethics’. Alleen al daarom is het een herkenbaar en fascinerend boek. Maar het boek is meer: Bradley schrijft onderhoudend, met gevoel voor humor, zelfspot en de nodige zelfrelativering. Zo schetst hij een mooi beeld van een groepje vrienden dat wel in een band wilde spelen en muzikant zijn, maar dan zonder het hele circus dat daarbij hoorde.